
Incest
In artikel 245, 247 en 249 Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn ontuchtige handelingen strafbaar gesteld met een minderjarige onder de 18 jaar. Strafverzwarend is de gevallen waarin er sprake is van misbruik van een zekere gezags- of vertrouwensrelatie. Dit kan vele vormen aannemen. Onder meer is strafbaar gesteld ontuchtige handelen gepleegd met een minderjarig kind, stiefkind of pleegkind.
Zoals bij de overige zedendelicten moet het ook hier gaan om seksuele handelingen van dien aard dat ze door de maatschappij worden afgekeurd. Het ligt voor de hand dat hiervan al snel sprake zal zijn wanneer er seksuele handelingen verricht worden tussen (pleeg/stief)ouders en kind. Bij de vraag naar de strafbaarheid van dergelijk handelen is de vraag of de minderjarige instemde of het initiatief nam niet doorslaggevend. Net zoals bij andere zedendelicten met minderjarigen wordt er van uit gegaan dat de volwassene zich bewust moet zijn van zijn bijzondere verantwoordelijkheid.
Wel moet er sprake zijn van een zekere afhankelijkheidsrelatie, die van invloed is op het bepalen van de wil van de minderjarige. In de hier genoemde voorbeelden van ontucht met minderjarige kinderen, stiefkinderen of pleegkinderen zal hiervan al snel sprake zijn. In de rechtspraak is wel uitgemaakt dat het enkele feit dat iemand de biologisch vader van het kind is, nog niet maakt dat dat kind in een zodanige verhouding tot de vader staat dat er sprake is van een afhankelijkheid en een overwicht zoals bedoeld in deze strafbaarstelling. De omstandigheden van het geval zijn weer doorslaggevend.
Nieuwe wetgeving
Per 1 juli 2024 is de Wet Seksuele Misdrijven in werking getreden en zijn meer handelingen strafbaar gesteld. Nota bene: bij zedendelicten die vóór 1 juli 2024 zijn gepleegd, geldt de oude wetgeving!
De achterliggende gedachte achter deze wet is dat de afgelopen jaren de maatschappelijke opvatting, over welk seksueel gedrag grensoverschrijdend en strafwaardig is, is veranderd. De sociale norm is dat het onacceptabel is
wanneer seksueel contact niet berust op vrijwilligheid en gelijkwaardigheid, óók als er geen dwang aan te pas komt.
Meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, ook online, zijn strafbaar gesteld en straffen zijn verhoogd. Voor aanranding en verkrachting hoeft geen sprake meer te zijn van (fysieke) dwang. Ook seksuele intimidatie en sexchatting zijn strafbaar gesteld.
Bij de oude wet moest voor aanranding en verkrachting dwang worden bewezen. Van dwang is sprake wanneer de
dader omstandigheden creëert of misbruik maakt van de omstandigheden, dat een ander niet anders kan dan de
seksuele handelingen ondergaan. Er moest, kortom, sprake zijn van gedwongen seksuele handelingen.
Om verkrachting of aanranding aan te tonen, is door de nieuwe wet geen bewijs meer nodig dat iemand is gedwongen. Het is strafbaar als duidelijk was dat de ander geen seks wilde, maar iemand toch heeft doorgezet. Als er bewijs is van dwang, dan kan de dader een zwaardere straf krijgen. In de Wet seksuele misdrijven is het gebruik van dwang dus geen voorwaarde meer voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar een strafverzwarende delictsvorm van de opzetdelicten.
De nieuwe wet maakt onderscheid tussen opzet en schuld bij aanranding en verkrachting.
De delicten aanranding en verkrachting worden in de Wet seksuele misdrijven vervangen door in totaal zes
strafbaarstellingen:
1) schuldaanranding (artikel 240),
2) opzetaanranding (artikel 241, eerste lid)
3) gekwalificeerde opzetaanranding (artikel 241, tweede lid);
4) schuldverkrachting (artikel 242)
5) opzetverkrachting (artikel 243, eerste lid)
6) gekwalificeerde opzetverkrachting (artikel 243, tweede lid)
Zowel bij opzet als bij schuld, is er seksueel contact geweest terwijl iemand dat niet wilde. En waren duidelijke signalen aanwezig dat iemand het niet wilde die de dader heeft opgemerkt of had moeten opmerken.
Het verschil tussen opzet en schuld zit in de houding van de dader. Bij schuld gaat de dader er ten onrechte van uit dat de ander seksueel contact wil. Dit terwijl er signalen waren waaruit de dader had kunnen opmaken dat dit niet het geval was. Het cruciale verschil tussen opzet en schuld ligt in de mentale houding van de dader als de ander niet wil.
Zie deze link voor meer informatie vanuit de overheid, waaraan bovenstaande informatie ook mede is ontleend.
Schuldaanranding of -verkrachting
Bij schuldaanranding of – verkrachting gaat de dader er – ten onrechte – van uit dat de ander seksueel contact wil. Dat bij de ander de wil ontbrak, had de dader echter kunnen opmaken uit signalen (zoals heel stil liggen) of opmerkingen (zoals ‘ik vraag me af of ik hier wel aan toe ben’). Daarmee had de dader ‘ernstige reden om te vermoeden’ dat de ander niet wilde, maar heeft hij signalen verkeerd ingeschat.
Opzetaanranding of -verkrachting
Bij opzetaanranding of -verkrachting weet de dader dat de ander geen seksueel contact wil, maar gaat toch door. Of de dader is zich bewust van de mogelijkheid dat de ander niet wil, maar neemt die mogelijkheid voor lief. De dader heeft in dat geval een onverschillige houding. Van opzet is in ieder geval sprake wanneer de ander ‘nee’ of ‘ik wil dit niet’ zegt en de dader gaat toch door.
Gekwalificeerde opzetaanranding of -opzetverkrachting
Van gekwalificeerde opzetaanranding of gekwalificeerde opzetverkrachting is sprake bij gebruik van dwang, geweld of bedreiging rondom de aanranding of verkrachting.
Aanranding en verkrachting van kinderen
Voor aanranding en verkrachting van kinderen zijn er specifieke strafbaarstellingen, te weten:
• aanranding en verkrachting in de leeftijdscategorie 16 tot 18 jaar (artikelen 245-246 Wetboek van Strafrecht);
• aanranding en verkrachting in de leeftijdscategorie 12 tot 16 jaar (artikelen 247-248 Wetboek van Strafrecht);
• aanranding en verkrachting in de leeftijdscategorie beneden 12 jaar (artikelen 249-250 Wetboek van Strafrecht).
Geen fysiek contact
Van aanranding en verkrachting kan ook sprake zijn in gevallen waarin geen fysiek seksueel contact plaatsvindt
tussen dader en slachtoffer, maar wel sprake is van relevante seksuele interactie tussen dader en slachtoffer (dit betreft het nu al geldende “interactiecriterium” op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad). Hieronder kunnen ook seksuele handelingen vallen die op afstand, bijvoorbeeld via een webcam, door een slachtoffer worden verricht aan het eigen lichaam of handelingen aan of met het lichaam van een slachtoffer waarbij een derde betrokken is.
© Informatieblad Wet seksuele misdrijven
Strafmaat
Voor de strafmaxima van aanranding en verkrachting gelden de volgende uitgangspunten:
- Voor opzetdelicten geldt een hoger strafmaximum dan voor schulddelicten
- Bij gekwalificeerde delictsvormen – dan is dwang, geweld of bedreiging toegepast – geldt een hoger strafmaximum dan voor het basisdelict;
- Bij aanranding en verkrachting van kinderen maakt de wet onderscheid tussen drie leeftijdscategorieën van slachtoffers:
- de leeftijdscategorie 16 tot 18 jaar;
- de leeftijdscategorie 12 tot 16 jaar; en
- de leeftijdscategorie tot 12 jaar.
- Bij jonge slachtoffers gelden hogere strafmaxima.
Globaal gesproken kan worden gezegd dat de strafmaxima voor aanranding en verkrachting zijn verhoogd. Een overzicht van de huidige strafbaarstellingen:
Seksuele misdrijven | Maximale straf als slachtoffer 16 jaar of ouder is* | Maximale straf bij slachtoffer 16 tot 18 jaar in specifieke situaties zoals een kwetsbare positie** | Maximale straf bij slachtoffer 12 tot 16 jaar | Maximale straf als slachtoffer jonger is dan 12 jaar |
---|---|---|---|---|
Schuldaanranding | 2 jaar | Niet van toepassing | Niet van toepassing | Niet van toepassing |
(Opzet)aanranding | 6 jaar | 6 jaar | 8 jaar | 10 jaar |
Gekwalificeerde (opzet)aanranding | 8 jaar | 8 jaar | 10 jaar en 8
maanden |
13 jaar en 4 maanden |
Schuldverkrachting | 4 jaar | Niet van toepassing | Niet van toepassing | Niet van toepassing |
(Opzet)verkrachting | 9 jaar | 9 jaar | 12 jaar | 15 jaar |
Gekwalificeerde (opzet)verkrachting | 12 jaar | 12 jaar | 15 jaar | 18 jaar |
Het Openbaar Ministerie hanteert bij de te eisen straf uitgangspunten die doorgaans neerkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het zal duidelijk zijn dat de hoogte van een uiteindelijke straf – zoals in alle strafzaken – af zal hangen van de precieze omstandigheden. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de aard van de seksuele handelingen en het geweld, de leeftijd van het slachtoffer en het strafblad van verdachte.
Bewijs in zedenzaken
Door de invoering van de Wet Seksuele Misdrijven zijn meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag strafbaar gesteld. Desondanks moeten er niet te hoge verwachtingen van het strafrecht zijn. In Nederland kennen we de bewijsminimumregel. Het bewijs mag nooit gebaseerd worden op de verklaring van slechts één persoon. In zedenzaken is vaak het geval dat het bewijs lastig te leveren is. Het gaat doorgaans om een één-op-één situatie waar geen getuigen aanwezig zijn geweest. Als de verdachte dus ontkent en er geen getuigen of ander ondersteunend bewijs is gaat het om het woord van de één tegen de ander. Als er geen steunbewijs is, zoals DNA-sporen op het lichaam, camerabeelden, tekstberichten, of waargenomen emoties, dan is dat onvoldoende en bestaat de kans dat het feit niet bewezen kan worden.
Bijstand van een gespecialiseerde advocaat
Bij een veroordeling hangt u een (forse) gevangenisstraf boven het hoofd en ook een levenslang strafblad. Het is dan ook noodzakelijk dat u zich bij een dergelijke beschuldiging laat bijstaan door een ervaren advocaat op het gebied van zedendelicten. Onze advocaten kunnen u informeren over uw rechtspositie en mogelijkheden en u voorbereiden op wat er gaat komen, zoals hoe een verhoor verloopt en wat u daarbij wel of niet moet zeggen. U kunt contact opnemen om snel te vernemen te wat onze specialisten voor u kunnen betekenen. Een eerste (oriënterend) gesprek is vrijblijvend en kosteloos.